Rijkswaterstaat bruggenbouwer bij bodemproblematiek

21.02.18

 

Bij Rijkswaterstaat staan de negatieve effecten van bodemdaling op zijn assets al langer op het netvlies. Ingegeven door de klimaatopgave spreken we twee bodemexperts van Rijkswaterstaat over de wijze waarop de bakens verzet worden. “De tijd is rijp om met andere partijen te werken aan een visie en structurele oplossingen.”

Bruggen als culturele symbolen vormen vaak het meest in het oog springend onderdeel van onze infrastructuur. Ze brengen het wegennet en de vaarwegen bij elkaar. Rijd je er als automobilist overheen, dan heb je echter geen notie wat er zich ondergronds afspeelt. Waar civiele kunstwerken veelal onderheid zijn, liggen de aansluitende wegen op een zakkende zandbedding. Overgangsconstructies worden kwetsbaar waardoor knikken in het asfalt ontstaan.

Dat bodemdaling de functionaliteit van onze netwerken dus nadelig kan beïnvloeden, weten ze bij het uitvoerende agentschap van het ministerie van Infrastructuur en Milieu wel. “Maar het bodemdalingsvraagstuk is intussen zo veel breder geworden. Het raakt het leven in onze Delta als geheel”, stelt Tommy Bolleboom, senior adviseur bij Rijkswaterstaat.

Bodemexperts Niels Kinneging (links) en Tommy Bolleboom van Rijkswaterstaat

71 miljard

Bij de aanleg van infrastructuur houdt Rijkswaterstaat rekening met de gevolgen van klimaatverandering op de lange termijn. Het beschermen van ons achterland tegen de stijgende zeespiegel heeft daarbij vanzelfsprekend prioriteit. Maar ook bodemdaling krijgt steeds meer aandacht.

“Het Planbureau voor de Leefomgeving becijferde dat bodemdaling in veengebieden miljarden kost. Vanuit het Deltaprogramma is de potentiële schade voor wateroverlast en droogte tot 2050 bij elkaar al 71 miljard euro. Meer dan de helft daarvan is gerelateerd aan droogte en die is weer verantwoordelijk voor de bodemdaling”, legt Niels Kinneging, specialist monitoring en informatie bij Rijkswaterstaat, uit.

Eén ketensysteem

Volgens Kinneging spitsen we ons erg toe op de droge infrastructuur, terwijl het hele watermanagement- en waterveiligheidssysteem minstens zo belangrijk is bij het oplossen van de bodemproblematiek. “Benader het daarom als één ketensysteem. Zo zie je dat de bodem daalt terwijl de zeespiegel stijgt. Dit heeft gevolgen voor de veiligheid, maar ook voor onze drinkwatervoorziening. Ook zijn er voorspellingen dat er steeds meer pieken zijn in de afvoer van grote rivieren. Hoe ga je daarmee om? Daar heeft de bodem alles mee te maken.”

Makelaarsfunctie

Rijkswaterstaat is mede-initiator van het vorig jaar gepresenteerde landelijke kennisprogramma Klimaat, Water en Bodemdaling. Een gegroeid netwerk van het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en kennisinstellingen. In de basis ontstaan om kennis en ervaring rondom de aanpak van bodemdaling met elkaar te delen door lopende projecten met elkaar te verbinden.

Tommy geeft aan dat het voor met name kleinere gemeenten, maar ook voor waterschappen en provincies niet zo vanzelfsprekend is contacten te leggen met kennisinstellingen, zoals universiteiten. “We hebben elkaar nodig. Een kennisinstituut heeft bijvoorbeeld veel (internationale) kennis in huis van bodemsystemen en -modellen. Gemeenten en waterschappen weten veel van de lokale problematiek en zoeken naar de praktische vertaalslag. Met het platform willen we daarin nadrukkelijker een makelaarsfunctie vervullen.”In een deel van de Westbroekse Zodden is dertig centimeter grond afgeplagd om er schraalland en blauwgrasland aan te kunnen leggen.

Living lab

Verder vormt het creëren van zogenoemde leeromgevingen (Living Labs) volgens Tommy een belangrijk onderdeel binnen het kennisplatform. “Door onderzoek en experimenten in gebieden waar de bodemproblematiek speelt, zoals in Gouda en Woerden, doen we met alle stakeholders kennis op over bodemdaling, grondwater(peil)beheer, oppervlaktewaterbeheer en riolering. We willen zo veel mogelijk kennis en data vergaren over wat er in die bodem speelt. Dat geeft je bijvoorbeeld de mogelijkheid scenario’s door te rekenen wat er gebeurt als je water in een gebied inbrengt of onttrekt.”

Creatieve ideeën

De resultaten moeten op termijn beschikbaar komen voor iedereen. Toewerken naar een landelijke database vormt een belangrijk einddoel. De uiteindelijke uitvoerders spinnen daar garen bij. Zeker als het gaat om geïntegreerde contractvormen. Bij een Design, Build, Finance and Maintain-contract (DBFM) is de opdrachtnemer zowel verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, als voor de financiering en het totale onderhoud. Zo krijgt de opdrachtnemer maximale ruimte om zijn kennis en creativiteit toe te passen.

Niels: “Toen wij bij Rijkswaterstaat in dienst kwamen, schreven we nog elk boutje en moertje voor aan de aannemer. Met de wetenschap van nu is dat de dood voor innovatie. De rollen zijn helemaal omgedraaid in onze aanbestedingstrajecten. We werken steeds meer op basis van DBFM. De kans is dan groter dat de opdrachtnemer met creatievere ideeën komt voor een meer robuuste en lange termijnoplossing waarmee onderhoud in de toekomst beperkt blijft.”

Strategie

Kinneging vindt dat er op dit moment nog te veel oplossingen in de techniek worden gezocht. “Het hoeft niet alleen in de fundering te zitten, maar ook in beter waterbeheer. Een aannemer moet dus bij alles wat hij doet rekening houden met de gevolgen voor bodemdaling. Dat neem je mee in je afweging.”

Een aanpak die past in de lange termijnstrategie van Rijkswaterstaat die vaak gepaard gaat met hoge investeringen aan de voorzijde en minder kosten voor onderhoud op lange termijn. “Lifecycle-kostenbenadering is een verplicht instrument geworden in onze werkwijze. Dat vraagt om kennis over bodemdaling en hoe daarmee om te gaan. Die kennis gaan wij beschikbaar stellen, zodat wij samen met de markt in de toekomst beter kunnen anticiperen op de bodemdaling”, besluit Tommy.