‘Je werkt hier veilig, of je werkt hier niet’

14.12.17

Shell gelooft in streven naar nul ongevallen en nul incidenten

 

Bij Shell gelden de hoogste veiligheidsnormen voor het realiseren van een ‘Goal Zero’-beleid. Hoe krijgt één van de grootste bedrijven ter wereld daarvoor alle neuzen dezelfde richting op? Manager arbeidshygiëne Margreet Sturm van Shell geeft antwoord.

De één smult ervan, de ander huivert alleen al bij de gedachte. Margreet Sturm behoort van jongs af aan tot de eerste categorie. Het decor van de grootste raffinaderij van Europa en één van de grootste ter wereld verveelt nooit, vindt de manager arbeidshygiëne. In een kenmerkende rode Shell-overal loopt ze met een stevige pas over Shell Pernis. Om haar heen zien we veel staal, veel pijpen en heel veel lichtjes. Het bedrijfsterrein, bijna net zo groot als duizend voetbalvelden, biedt naast olieverwerkende fabrieken huisvesting aan de chemische fabrieken van Shell en een aantal andere bedrijven.

‘Goal Zero’

Margreet is vakinhoudelijk verantwoordelijk voor zestig arbeidshygiënisten die wereldwijd binnen Shell werken. Indirect draagt zij er zorg voor dat ruim 92.000 medewerkers en evenzoveel contractors veilig en gezond kunnen werken. Aangespoord door het uitgangspunt ‘Goal Zero’ en motto ‘Je werkt hier veilig, of je werkt hier niet’. “Bij Shell streven we naar nul ongevallen en nul milieu-incidenten, omdat we het belangrijk vinden dat iedereen die bij ons werkt aan het einde van de dienst weer veilig en gezond naar huis toegaat. We denken dat die doelstelling haalbaar is”, legt Margreet meteen de ambitie bloot. “Want veiligheid heeft bij ons topprioriteit. Zeker als het gaat om het evalueren en beheersen van de gevaarlijke vluchtige en brandbare stoffen. Binnen ons gezond- en veiligheidsbeleid besteden we daar driekwart van de tijd aan.”

Margreet Sturm onderweg naar een bezoek aan één van de fabrieken waar het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals een helm, verplicht is.

Ups en down

In de olieverwerkende fabrieken van Shell vindt de productie plaats van gasolie, diesel, benzine, kerosine, LPG en stookolie. In de chemische fabrieken produceert Shell polyolen en oplosmiddelen, zoals aceton, alcoholen en glycolethers. Ruim 160.000 kilometer aan pijpleidingen zorgt voor het transport. Dat is ongeveer vier keer de aarde rond. Zo loopt er bijvoorbeeld een directe leiding naar Schiphol om vliegtuigen te voorzien van brandstof.

Margreet vertelt dat medewerkers van Shell zowel ‘upstream’ als ‘downstream’ aan gevaarlijke stoffen kunnen worden blootgesteld. Bij ‘upstream’ gaat het om werkzaamheden waarbij je gas en olie uit de grond haalt. ‘Downstream’ betreft alle activiteiten die worden uitgevoerd nadat dit is gebeurd, van bewerking tot en met de logistiek. Dat vraagt volgens Margreet om een andere aanpak in het beheersproces. “Bij ‘upstream’-activiteiten gaat het om een beperkt aantal stoffen. Denk aan benzeen dat in aardgas en aardolie zit. Ook kwik is een belangrijk risico en de achtergrondstraling die kan optreden in afvalstromen. Dat is relatief overzichtelijk en beheersbaar.”

Aan de ‘downstream’-kant is het qua chemische stoffen volgens Margreet een stuk gecompliceerder. “Bij het verwerken van ruwe olie komen niet alleen benzeen en kwik vrij, maar ook andere stoffen als je verder in het raffinageproces bent. Je krijgt dan bijvoorbeeld te maken met koolwaterstoffen die bedwelmend kunnen werken, effect hebben op de huid, of mogelijk kankerverwekkend zijn. Ook in de chemische fabrieken worden heel specifieke stoffen geproduceerd, zoals Butadiene, een grondstof voor rubber.

Analyse van een productmonster bitumen (residu van het distillatieproces van aardolie) door een operator.

Canistertechniek

Het uitvoeren van metingen vormt een belangrijk onderdeel in het stoffenbeleid van Shell. Essentieel om te laten zien dat je voldoet aan de wet- en regelgeving en de blootstelling aan gevaarlijke stoffen beheerst. “In sommige gevallen meten we ook om te kijken of regimes en beheersmaatregelen nog passend zijn bij het werk”, vult Margreet aan. “Soms betekent dit dat je de maatregelen verder aanscherpt of juist afzwakt. Je begint met lokale metingen om dat in kaart te brengen. Daarna vergelijken we metingen mondiaal. Het is een soort benchmark om tot een optimale mix van de beheersmaatregelen te komen.”

Het meten gebeurt met traditionele meetapparatuur, omdat de traditionele analyse- en monitoringsvoorschriften van overheden daarom vragen. Buiten deze compliance-metingen is Shell altijd op zoek naar innovaties in de markt. Margreet noemt de Collector, de persoonsgebonden canister van RPS, als voorbeeld. Een meetapparaat met de omvang van een gemiddelde smartphone die de blootgestelde medewerker in de ademzone kan dragen. “Medewerkers voeren hiermee zelf een bemonstering uit door een kraan van het apparaat te openen en te sluiten. Zeker op plekken waar het voor arbeidshygiënisten lastig is om te meten kunnen we hier gebruik van maken. Zoals op olieplatforms waar je met een helikopter naartoe moet. Dat kost tijd en vergt een aanzienlijke investering. Vaak zijn er ook geen bedden beschikbaar. Dan laten we de medewerkers zelf de luchtkwaliteit in hun werkomgeving meten en begeleiden we ze bij vragen op afstand. Voordeel is dat je op deze wijze niet alleen meer data verzamelt, maar de operationele mensen ook nadrukkelijker betrekt bij het beheersproces. Doordat ze er bewuster mee bezig zijn, zien ze het minder als last.”

Shell is de canistertechniek momenteel uitvoerig aan het testen. “Je wilt immers zeker weten dat de toepassing ook werkt in Rusland waar het kwik soms -30 C aangeeft, of in landen waar sprake is van een hoge luchtvochtigheidsgraad.”

Lokale wetgeving

Shell heeft als multinational te maken met veel verschillende wetgevingen. Een breed opgezet managementsysteem biedt ondersteuning en zorgt ervoor dat het gevaarlijke stoffenbeleid op elke Shell-locatie hetzelfde wordt uitgevoerd. “In het managementsysteem volgen we een protocol hoe we data over stoffen verzamelen en hoe we die prioriteren naar de mate van gevaar”, legt Margreet uit.

Geregeld komt het voor dat de lokale wetgeving in het land andere voorschriften heeft. Soms eisen die landen dat Shell meer informatie verzamelt, deze op een andere wijze documenteert of rapporteert. “In eerste instantie proberen we altijd de Shellstandaard te handhaven en in overleg met de overheden tot een oplossing te komen. Vaak helpt het door ze mee te laten kijken welke stappen je neemt om zaken te onderbouwen. Maar uiteraard is de lokale wetgeving in een land leidend. Komen we er samen niet uit, dan moeten we toch concessies doen”, ervaart Margreet.  “Soms heeft dat tot gevolg dat je dubbele systemen in stand moet houden, zoals in Engeland. Daar verzamelen we data voor chemical risk assessments van de overheid. We rapporteren dat echter op een andere wijze in ons systeem dan dat zij voorstaan.”


Arbeidshygiënisten brengen ook de gevaren in kaart van werkzaamheden die minder vaak voorkomen, zoals het betreden van een opslagtank

Mondiale grenswaarden

Shell heeft voor een aantal prioritaire stoffen zelf een interne bedrijfsgrenswaarde opgesteld die zijn vastgelegd in het managementsysteem. “Die bedrijfsgrenswaarden zijn wereldwijd voor elke vestiging hetzelfde”, verduidelijkt Margreet. “In bijna alle gevallen zitten we minimaal op gelijk niveau of onder de grenswaarde die een land voorschrijft.”

Margreet vertelt dat grenswaarden mondiaal uiteenlopen, omdat commissies die overheden adviseren wetenschappelijk onderzoek verschillend interpreteren. “In Nederland ligt de blootstelling voor zwavelwaterstof bijvoorbeeld veel lager dan in Noord-Amerika, terwijl het is gebaseerd op hetzelfde wetenschappelijk onderzoek met dezelfde data. Dat heeft te maken met de veiligheidsfactoren die worden ingezet om te komen tot een grenswaarde en welke studies je laat meewegen”, aldus de manager arbeidshygiëne. “Daarom maken we ons vanuit Shell met brancheorganisaties sterk voor uniforme Europese grenswaarden. Hopelijk vormen ze ooit de opmaat voor wereldwijde, wetenschappelijk onderbouwde grenswaarden.”

Dialoog

Margreet praat met passie over haar beroep. Ze vindt dat de rol van arbeidshygiënisten vaak onderschat wordt. “Het is niet alleen de persoon die meetapparatuur bedient. Met metingen an sich bereik je niets. Het gaat er juist om in dialoog te gaan met mensen op de werkvloer. Wat doe je precies? Hoe gaat dat? Heb je zorgen? Terugkoppelen van de resultaten en weer in overleg treden. Als arbeidshygiënist moet je trots zijn op waarom jij dit vak belangrijk vindt. Dat is de enige manier om ook de ander mee te krijgen op weg naar het realiseren van een ‘Goal Zero’-beleid.”