‘Hebben ze de fabrieken hier uitgezet?’
Milieudienst DCMR werkt aan schoner en veiliger Rijnmondgebied.
De industriële bedrijvigheid in het Rijnmondgebied maakt sinds de jaren zeventig een sterke ontwikkeling door. Keerzijde is dat het milieu nog steeds het zwaarst belast wordt van alle Nederlandse regio’s. Hoe houd je het leefklimaat binnen dit gebied met ruim één miljoen inwoners beheersbaar? DCMR Regio Milieudienst Rijnmond geeft uitleg.
De beelden staan menig inwoner van Rijnmond nog op het netvlies gebrand. Zwarte rookwalmen domineren in de jaren ’70 het luchtbeeld. Er hangt een dikke smoglaag boven het industriële gebied. Bewoners hebben gezondheidsklachten en klagen over vieze ramen. Een blik op het water in de Nieuwe Waterweg geeft het idee dat voorbijgangers er fotorolletjes in kunnen ontwikkelen.
Smog
Hoe anders is de situatie ruim veertig jaar later. Dick Amesz, bureauhoofd operationele taken bij de DCMR Regio Milieudienst Rijnmond, staat in het gras op tientallen meters van Shell Pernis, een van de grootste raffinaderijen ter wereld. Het bedrijfsterrein biedt naast olieverwerkende fabrieken huisvesting aan chemische fabrieken van Shell en van andere bedrijven. Hij snuift de voorjaarslucht nog eens diep op. “Je ruikt alleen het gras. Vroeger was dat ondenkbaar. De luchtkwaliteit van toen is niet meer te vergelijken met nu. Smog komt hier haast niet meer voor.”
Verantwoordelijkheid pakken
Deze ontwikkeling kan voor een belangrijk deel op het conto kan worden geschreven van DCMR. De gezamenlijke milieudienst van de provincie Zuid-Holland en zestien gemeenten streeft naar een goede leefomgevingskwaliteit voor ruim één miljoen inwoners. “We zijn in de jaren zeventig ontstaan”, blikt Marcel Koeleman, bureauhoofd lucht bij DCMR, terug. “De impact van de sterk ontwikkelde industrie op het leefklimaat in het havengebied werd groter en groter. Samen met alle betrokkenen moesten we iets organiseren omdat beheersbaar te maken en te houden.” “Het probleem was groter dan iedereen individueel kon oplossen”, vult Dick aan. “Wij hebben het overzicht, zijn onafhankelijk, maar hebben wel met alle partijen te maken. Dat biedt ons de mogelijkheid om over de muurtjes heen te kijken, zodat we die gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen initiëren. Wij zijn dé partij die er vervolgens op moet toezien dat de industrie de vergunningvoorschriften respecteert.”
Bovenop zitten
DCMR heeft veel kennis en ervaring van industriële processen en de invloed daarvan op het milieu. Dat is van belang om het Rijnmondgebied te bewaken. Geen makkelijke opgave. Want hoe houd je een zwaar industrieel gebied met veel bedrijvigheid en 1,2 miljoen inwoners beheersbaar? “Dat ligt eraan wat voor kwaliteit je nastreeft en wat je er voor over hebt dat goed in de gaten te houden”, antwoordt Marcel. “In opdracht van de overheid maken we vergunningen. Met de meest moderne meettechnieken controleren we of bedrijven deze naleven en nemen we sancties waar het nodig is. We móeten er elke dag bovenop zitten.”
Risicovol proces
Een credo dat past bij de wens van burger en overheid om industriële bedrijven intensiever te controleren. “Als burger in het Rijnmondgebied mag je verwachten dat we risicovolle processen goed in de gaten houden. Maar uiteindelijk blijft het de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Dat wordt weleens vergeten.” In hoeverre mag je ervan uitgaan dat een gemiddelde ondernemer zich goed gedraagt? “Dat is een interessante vraag. Een vergunning verleen je voor een bepaald industrieel proces en stelt eisen aan hoe dat proces wordt uitgevoerd. Maar er worden geen eisen gesteld aan hoe dat bedrijf geleid moet worden”, merkt Marcel.
Rapport
Uit een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid bleek dat er binnen de industrie geregeld sprake is van onkunde, miscommunicatie en eilandencultuur. “We hebben het dus nog niet goed in de hand. Door richtlijnen voor verantwoordelijk leiderschap te geven zou je dat beter kunnen borgen met elkaar.” Arts en hersenonderzoeker Dick Swaab beschreef onlangs in een publicatie een item dat hier volgens Marcel goed op aansluit. “Een gemiddelde CEO neemt beslissingen met een deel van zijn hersenen waar we geen zicht op hebben en waar hij niet op is geselecteerd. Het blijft mensenwerk en blijkbaar heb je met vergunningverlening nog niet de garantie dat een bedrijf zich verantwoordelijk gedraagt.”
Wakker liggen
Ruim dertigduizend meldingen van overlast die de meldkamer van DCMR jaarlijks ontvangt, bewijzen dat statement. Geluidsoverlast door de horeca (7000) en Rotterdamse luchthaven (6000) domineren de lijst. Stankoverlast door de industrie (7000) en bedrijfsmeldingen voor niet routinematige activiteiten van bedrijven (6000) komen ook veelvuldig voor. “We nemen elke klacht serieus, omdat achter elke klacht tientallen burgers kunnen zitten”, verklaart Dick. Hij staat aan het hoofd van de meldkamer die 24/7 paraat staat voor overlastmeldingen en incidenten. Ook de uitrukdienst is onderdeel van de meldkamer. Witte busjes met meetapparatuur zijn snel ter plekke om de overlast op locatie in beeld te brengen en waar mogelijk direct actie te ondernemen. Dagelijks rouleren de medewerkers van de meldkamer van telefoonwacht- en uitrukdienst. “De kracht van zo’n dubbelfunctie is dat zij precies weten wat er speelt. Als iemand op dinsdag een luchtmeting doet voor stankoverlast bij bedrijf X en de dag erop via de telefoon een klacht krijgt over dat gebied kan hij daar direct op inspelen. De meldkamer voelt zich erg betrokken bij de burger. Krijg je woensdag telefonisch een melding van een burger dat zijn kinderen ’s nachts van wakker liggen van stankoverlast, dan ben je volgende dag buiten extra gemotiveerd er iets aan te doen.”
Stikstofoxide en fijnstof
De burger kan zelf in de gaten houden hoe het met de luchtkwaliteit in Rijnmond is gesteld. DCMR heeft in het gebied negentien meetkastjes opgesteld. Elk uur meten die de concentratie van onder meer zwaveldioxide, stikstofoxide en fijnstof in de lucht. Die kennis van de luchtkwaliteit heeft DCMR nodig voor het verantwoord opstellen en beoordelen van ruimtelijke plannen, milieueffectrapportages en vergunningen. De resultaten toont de milieuorganisatie op haar site. Aan de hand van grafieken met kleurcoderingen is snel te zien hoe het is gesteld met de luchtkwaliteit op de meetlocaties. Ook komt het voor dat DCMR actieve luchtbemonsteringen uitvoert waarbij de organisatie gebruikmaakt van het laboratorium van RPS.
Elektronische neuzen
Voor het realtime meten van veranderingen in de lucht beschikt DCMR sinds twee jaar over elektronische neuzen (E-noses). In het gebied zijn ze vooral bevestigd aan lantaarnpalen. Ook de uitrukdienst heeft een mobiel exemplaar in de auto. “Toezicht is ook technologie en daar moet je in investeren. Deze toepassing maakt ons alerter waardoor we onze taak beter kunnen uitvoeren”, spreekt Dick enthousiast. Het bureauhoofd beschrijft hoe het instrument onlangs van meerwaarde is geweest. “We merkten door de E-nose een sterke verhoging in de luchtkwaliteit bij een locatie binnen de bebouwde omgeving. Eenmaal ter plaatse bleek het om een bedrijf te gaan dat met een benzinebelading bezig was. Daarop hebben we direct interventie gepleegd door het bedrijf te sommeren de laadsnelheid terug te schroeven. De E-nosewaarden liepen vervolgens snel terug in het groen. Dit proces ging zo snel dat niemand er wat van heeft gemerkt”, zegt hij trots.
Deze nieuwe technologieën zijn nodig om adequaat op de industriële ontwikkelingen in te blijven spelen. De toename van het verkeer heeft invloed op de luchtkwaliteit en de geluidhinder. De scheepvaart werkt nog met klassieke technologie waardoor de emissies er niet milieuvriendelijker op worden. Verder is de productie in vergelijking met de jaren zeventig verviervoudigd en krijgen we steeds meer te maken met luchtverontreiniging vanuit het buitenland.
Kippenvelmoment
Ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor het leefklimaat in het Rijnmondgebied, maar vooralsnog geen impact hebben. Samenwerken, innoveren en een scherp toezichtbeleid blijkt het devies om binnen deze dichtbevolkte regio een goed leefklimaat overeind te houden. Dick legt dat misschien wel het meest treffend uit met een voorbeeld. “Twee jaar geleden stond ik met een Chinese delegatie op de vijfentwintigste verdieping. Op een schitterende dag in mei keek ik met de delegatieleider richting Hoek van Holland. Weet je wat hij vroeg? Hebben jullie voor ons bezoek de fabrieken uitgezet? Dat was een kippenvel moment, omdat het me trots maakt wat we de afgelopen veertig jaar hebben bereikt.”